Verwarring

Verwarring

 Als ik terugkijk op mijn leven, zie ik herinneringen en ideeën.
Ik spreek dan wel over mijn leven, maar kan eigenlijk niet zo goed duiden wat dat is of wat dat betekend.
Mijn impliceert een ik, een identiteit die onveranderlijk en steeds aanwezig is. Toch als ik kijk naar die ik, dan kan ik er eigenlijk geen constante in ontdekken.
Het lichaam is voortdurend aan verandering onderhevig, het verouderd maar ook iedere molecuul en iedere cel wordt steeds opnieuw vervangen. Wat is dan die constante, die ik, waarin is deze identiteit gelegen?
Mijn gedachten en ideeën veranderen voortdurend, het lichaam is nooit hetzelfde, zelfs gevoelens en emoties variëren met het uur of de dag.
Wat of wie is dan die ik? Is er iets aan te wijzen dat gedurende mijn leven steeds hetzelfde is. Is er iets dat gedurende de verschillende reïncarnaties steeds hetzelfde is.
Als ik naar herinneringen kijk, of ze nu lang of kort geleden zijn, dan lijkt dat wat de herinneringen bekijkt, eigenlijk steeds hetzelfde. Er lijkt iets te zijn dat er altijd al is geweest, zelfs vanaf mijn, sorry de prilste herinnering. Onaangedaan en onveranderlijk lijkt de waarnemer, dat wat alles heeft meegemaakt en heeft gezien.
Maar als er gedurende het leven zoiets bestaat en aanwezig is als een waarnemer, bestond deze dan ook al voor de geboorte? Bestond deze dan ook al tijdens vorige levens?
Waar is de kennis en de herinnering, de levenslessen, waar zijn deze dan in opgeslagen?
Dat kan nooit in vergankelijk materiaal als de hersenen zijn geweest.
Als ik dat ben wat eeuwig is, wat nooit geboren is en nooit zal sterven, dan is het lichaam, de vergankelijke vorm niet in staat als bron te dienen van herinneringen. Er moet dus iets zijn dat steeds aanwezig is, een algemeen en universeel bewustzijn, dat ongeacht tijd of plaats een deel is van deze waarnemer.
Het blijft merkwaardig dat we in het leven onze aandacht richten op tijdelijke vormen en evenementen. We lijken meer interesse te hebben in zintuiglijke ervaringen, dan in dat waar deze ervaringen in ontstaan. We hebben oog voor de sterren in het heelal maar zien de ruimte die deze sterren mogelijk maken over het hoofd. De kamer waarin je je bevindt wordt omschreven aan de hand van de vormen die zich erin bevinden zoals kasten stoelen en tafels, maar zelden wordt de ruimte zelf benoemd. Ik ben de ruimte waarin het leven zich afspeelt, waarin vormen verschijnen en weer verdwijnen. Ik ben dat wat alles mogelijk maakt. Ik ben alles en niets.
Ik ben het ongemanifesteerde en het manifeste. Ik ben ruimte en vorm. Ik ben object en subject.
Ik ben alles dat er is. Ik ben dat wat ervaart en dat wat ervaren wordt. Ik ben stilstand in beweging.
In verwondering aanschouw ik mezelf om te ontdekken dat dat wat ik ik noem, niet aan te wijzen of te lokaliseren is. Ik ben bewustzijn dat zich van zichzelf bewust is, nonlokaal en buiten de tijd.
Ik ben al dat is.

31.5.2013